Als je luistert, hoor je pas hoe vaak mensen het woord “moeten” gebruiken.
- Ik moet een afspraak maken
- Ik moet dit werk afmaken
- Ik moet boodschappen doen of de afwas
- Ik moet nog opruimen
- Ik moet een deadline halen
- Ik moet naar een cursus
- Ik moet echt een keer tijd vrijmaken om
- Ik moet
- Ik moet
- Ik moet
In deze context is de definitie van het woord “moeten”: verplicht zijn tot.
Maar waar blijft willen?
Is het willen of moeten?
Als je het woord “moet” vervangt door “wil”:
- Ik wil een afspraak maken
- Ik wil dit werk afmaken
- Ik wil boodschappen doen of de afwas
- Ik wil nog opruimen
- Ik wil een deadline halen
- Ik wil naar een cursus
- Ik wil echt een keer tijd vrijmaken om
- Ik wil
- Ik wil
- Ik wil
Wat gebeurt er dan?
Het geeft mij een positiever, blijer gevoel. Zelfs bij de woorden “ik wil de afwas doen”, wat echt niet mijn favoriete bezigheid is.
Waarom gebruiken wij dan zo vaak “moeten” in plaats van “willen”? Is het iets wat je echt niet leuk vindt? Is het een verplichting? Of wil je heel graag en kom je gewoonweg tijd tekort?
Luister eens naar jezelf!
Is het “moeten” of “willen”?
Als het “willen” is, kun je dan dat woordje gebruiken in plaats van “moeten”?
En als je nu denkt: “Ik wil wel maar…”, dan is de intentie nog steeds “moeten”.
Welk signaal geef jij dan aan je onderbewuste, je gevoel, je lijf?
Dus vandaag luister ik naar mezelf:
Ik wil deze blog schrijven
Ik neem vandaag de tijd om mijn to-do lijst door te nemen. Wat moet echt, omdat anderen ervan afhankelijk zijn? En wat wil ik doen?
Een, zelfbedachte, deadline verplaats ik, want die keuze heb ik, en dat geeft lucht.
Ik kijk naar buiten, zie de zon schijnen en denk “laat de zomer beginnen!”
Fijne zomer allemaal!